OMGAAN MET PUBERS (1)


Stoei je al een tijd met je puber en kan je hierbij ondersteuning gebruiken? Of zoek je tijdelijk hulp omdat je puber in afwachting is van behandeling op een "wachtlijst jongeren GGZ" staat? Laat me je hierbij helpen en bel me voor een afspraak . Lees het onderstaande artikel of lees dit artikel over de omgang met pubers. En hier een artikel over praten met pubers.

De belevingswereld van een puber en die van een ouder kunnen flink uiteenlopen. De pubertijd is een periode van onstuimige groei, ontdekken, grenzen verkennen en losmaken van je ouders, een periode in je leven waarin vrienden en vriendinnen een grote rol spelen en het kind zich een positie moet zien te verwerven temidden van die leeftijdgenoten. Meestal komen beiden zonder al te grote kleerscheuren door deze enerverende tijd heen. Soms echter lopen de conflicten zo hoog op, dat puber en ouders daar te veel last van ondervinden: hulp is dan nodig om de relatie weer vlot te trekken zodat iedereen zich er pretigger bij voelt en beter functioneert.

Centraal in de puber-ouder coaching staat de wijze waarop er met elkaar wordt omgegaan. We zoeken samen naar manieren om het wederzijdse respect en het onderlinge vertrouwen weer op te bouwen, de basis om met meer gemak en plezier samen te leven. Om de puberteit goed door te komen is communicatie wezenlijk. Echt contact maken, daar komt het op aan: hoe doe je dat?

Hieronder staat een artikel van Martine Delfos: ‘Ze worden gewoon weer leuk’

TEKST: ALIE DIJKSLAG

Martine Delfos, psycholoog, heeft een duidelijke boodschap voor ouders met pubers. Die grote mond en dat onaangepaste gedrag van je kind hoort bij pubergedrag. ‘Je krijgt geen dankjewel. Je moet in deze periode maar even inslikken dat jij als ouder waardering moet krijgen. Het gaat nu om hen!’

Ouders van pubers moeten niet zo veel met zichzelf bezig zijn, zegt Martine Delfos.
‘Je mag best schrikken, als je je maar realiseert dat je puber bezig is zich te scherpen en jou daar bij nodig heeft.’
Martine is niet alleen therapeut en wetenschapper, maar ook moeder en oma. En dat merk je tijdens het lezen van haar boeken en aan de praktijkvoorbeelden die ze geeft. Ze vertelt over de kunst van communiceren met je puber. Hoe geef je je mening door aan je puber, op zo’n manier dat hij er zijn voordeel mee kan doen? Dat doe je als je jouw kind niet dwingend jouw mening oplegt maar stimuleert een eigen mening te vormen, met behulp van jouw argumenten. En ter bemoediging: ‘Heb vertrouwen in de relatie met je kind. Denk niet dat ze de rest van hun leven zo blijven. Ze worden gewoon weer leuk.’ Na de puberteit wordt de relatie met je kind zelfs vaak beter dan daarvoor,’ weet Martine uit ervaring.

Hoe komt het dat kinderen plotseling eigengereid worden in de puberteit?
‘De puber maakt een sprong in denken mee, het intellectuele vermogen neemt toe. De belangrijkste verandering in zijn of haar hersenen is dat er meer verbindingen worden gemaakt tussen hersencellen. Daardoor worden meer onderlinge verbanden tussen de informatie in verschillende hersencellen mogelijk en krijgt de puber meer overzicht. Bij de intrede van de puberteit maakt het kind een sprong in het denken mee waardoor het de ervaring heeft plotseling alles te begrijpen. Daar komt de vaak eigenwijs aandoende houding vandaan. Omdat het een vrij plotselinge en grote sprong is zijn pubers vaak onhandig in het omgaan met die nieuwe mogelijkheden. Ze hebben het nodig om gehoord te worden zonder te worden afgekapt of naar beneden gehaald. Vooral ouders mogen dat niet doen. Je kind kan er diep door gekwetst raken. Ook al laat je puber het niet merken, jouw mening als ouder is heel belangrijk voor hem.’

Waar komt het op aan in de omgang met pubers?
‘Respect is het belangrijkste. Besef dat je als ouders een stukje van de puzzel hebt, de puber heeft ook een stukje. Je moet niet meteen erbovenop zitten en alles letterlijk nemen waar ze het niet mee eens zijn. Neem een houding aan van respect, niet als degene die alles weet. We hoeven niet alles te begrijpen, als we maar begrijpen dat we niet alles begrijpen. Dan gaan we respectvol met ze om. Pubers geven de hele dag aanleiding om ze niet te begrijpen. Zeg elke dag één keer tegen jezelf: wat is het dat ik niet begrijp? Een bekend voorbeeld is een puber die zijn huiswerk niet doet. Hij is te lui om zijn huiswerk te doen, denken ouders. Maar heel veel pubers doen geen huiswerk om het risico te vermijden dat ze een onvoldoende halen terwijl ze wel geleerd hebben. Als ze dat is overkomen willen ze niet nog een keer die pijn voelen.’

De slogan hersens op ’aan’ zetten is van u. Wat bedoelt u daarmee?
‘Om de puberteit goed door te komen is communicatie wezenlijk. Echt contact maken, daar komt het op aan. Van contact wordt ieder mens rustig, ook een puber. Maar veel ouders praten zonder contact te maken. Ze zetten de hersens van hun kind op ‘uit’ door te vertellen wat ze van iets vinden, maar zijn niet uitnodigend door te luisteren of te vragen wat er in hen omgaat. Dat ligt niet aan de intentie, die is meestal wel goed. Praten met pubers is de beste leerschool om te leren communiceren. Een puber laat vaak zonder omwegen merken dat een volwassene geen echt contact maakt, slaat ‘vermoeid’ zijn ogen naar boven en zijn of haar gezicht staat op : ben je klaar… kan ik naar mijn vrienden gaan?, jahaaa….ben je uitgepreekt? Erg belangrijk om je te realiseren: jij bent alleen met dat kind. Maar dat kind zit vast aan een groep leeftijdgenoten waardoor hij een aantal dingen niet kan doen. Hij kan niet alleen tegen die groepsdruk op. Jij moet hem begeleiden. Niet door dingen voor te schrijven dan zet je de hersens van je kind op uit. Het zegt bijvoorbeeld: Ja maar die en die doet het ook. Dan vraag je: Weet jij eigenlijk of ie dat zelf wil? Geef je mening en zeg erbij: dit is wat ik vind. Hopelijk heb je er wat aan. Pubers hebben argumenten nodig. Ze denken hetzelfde als hun ouders maar komen de argumenten bij jou halen. Je bent heel belangrijk, de bodem onder hun bestaan! Dat blijft zo, ook als je ouder wordt. Je merkt het ook aan volwassenen waarvan de ouders overlijden. Ook al zijn die nog zo oud geworden, na hun overlijden hebben hun kinderen een tijdlang het gevoel dat ze hun bodem kwijt zijn. Jouw mening als doet ertoe, ze kijken door jouw ogen naar de dingen in het leven. Maar je mening opleggen is niet zinnig. Door luisteren en door vragen help je hen een mening te vormen over dingen, begeleid je hun denkproces. Zo zet je hun hersens op ‘aan’. ‘

Het lijkt soms alsof alles wat je zegt bij voorbaat verkeerd is…….
‘Nee, dat is niet zo. Niet alles is fout wat je zegt. Ouders moeten daar niet instinken. Je kind scherpt zijn denken op die manier. Dat moet je een beetje aanvoelen. Probeer te ontdekken wanneer praten bedoeld is om jou te overtuigen of wanneer hij alles fout noemt wat je zegt om argumenten te verzamelen die hij zelf niet kan vinden. Ze zijn het zo vaak met je eens, maar dat verklappen ze niet. Het is niet de bedoeling dat jij dat weet.
Pubers zetten zich tegen ouders af omdat ze beseffen dat ze het zelf moeten gaan doen. Zij moeten jou wegduwen om zelf te kunnen gaan staan. Dat is pijnlijk. Maar besef dat het om hén gaat. Het is niet nodig dat zij jóu helpen om je ego te versterken. Veel ouders hebben moeite met de puberteit van hun kinderen. Ze denken: ik was helemaal leuk en nu opeens niet meer.
De tijdloze zin, door ouders over de hele wereld uitgesproken Het is hier geen hotel, je komt hier alleen maar om te eten en te slapen! drukt die gekwetstheid over hun veranderde positie uit. Maar je kind moet zich een positie verwerven temidden van leeftijdgenoten en daar draait hun leven om. Dat kost veel energie en je bent als ouder de enige tegen wie ze zich veilig kunnen afzetten omdat je toch wel van ze blijft houden. Als ouders de puber niet respecteren en accepteren. Wie dan wel? Je moet er voor ze zijn, dat is belangrijk.’

Een puber wekt soms de indruk dat je er niet hoeft te zijn.
‘Mijn man en ik hebben sinds onze studie een rolwisseling thuis, als bewuste keuze. Hij heeft altijd voor de kinderen gezorgd. Hij zei vroeger: je moet er zijn als de kinderen thuiskomen en thee zetten. En dan komen ze thuis en steken een chagrijnig hoofd om de deur: o, ben je er? En vertrekken naar boven, maar ze willen dat je er bent.’

Ouders die het druk hebben kunnen zo’n situatie aangrijpen om er niet te hoeven zijn.
‘Ja dat is wat ze doen en dat is zo verdrietig. Ze denken: het heeft toch geen zin want ze vinden het niet erg als ik er niet ben. Maar daardoor laat je als ouder los en dat is voor pubers verschrikkelijk. Ze hebben je zo nodig, al zullen ze dat nooit verklappen.’

In een gezin met pubers dreunen soms de muren….
‘Niet elke stampvoet van een puber is goed. Maar bedenk dat het ook een poging is om jou lichamelijk en psychisch geen klap te geven. Een belangrijke reden waarom pubers chagrijnig weglopen, de deur hard achter zich dichtsmijten of een ruitje aan diggelen gooien is dat ze willen voorkomen dat ze jou iets aandoen. Ouders kunnen pubers het bloed onder de nagels vandaan halen. Daarom gaan pubers weg, om escalatie te voorkomen. Het is dus ook een poging om vrede te krijgen.
Als je onder de indruk bent van een puber die snauwt, zie dan ook de schrik in zijn ogen: waarom doe ik dit? En kijk ook naar alle keren dat hij het niet doet. En naar de keren dat je zelf snauwt….
Maak contact met je puber als hij opstandig is, daar worden ze rustig van. Het is het enige wat je kunt veranderen: jezelf. Het gedrag van je puber kun je niet veranderen, het enige wat je kunt veranderen is je eigen gedrag.’

En dan betrap je je er ineens op dat je zélf staat te schreeuwen….
‘Zeg dan: nou sta ik zelf te schreeuwen. Heb ik je braaf opgevoed dat je niet moet schreeuwen en nou sta ik het zelf ook te doen.
Soms gaan ouders uitleggen waarom ze zich op een bepaalde manier gedragen. Een enkele keer is dat zinvol, als er een reden is voor je gedrag die je kind niet weet en je kind zich jouw gedrag zou kunnen aantrekken. Maar meestal is het beter om geen uitleg te geven, vanwege de onderliggende boodschap die erin verpakt zit. Door uitleg te geven maak je je eigen gedrag kleiner waardoor je niet hoeft te veranderen. Als je steeds een reden geeft waarom jij je als ouder op een bepaalde manier gedraagt wordt het steeds minder erg en dient het uiteindelijk maar een doel: ik heb het fantastisch gedaan en ik hoef niks te veranderen. Maar het gaat niet om jou.’

Als ouder kun je misschien begrip opbrengen voor het gedrag van je puber. Maar jongere broertjes en zusjes kunnen de dupe worden.
‘Ja, ze zijn ook echt de dupe. Het is voor kinderen soms lastig om de 'volgende' puber te zijn. Hoe moet jij puber zijn als je hebt gezien hoe je ouders last van het gedrag van je oudere broer of zus hadden? Ik heb veel mensen in mijn spreekkamer gehad die als kind aandacht tekort zijn
gekomen omdat hun oudere zus of broer in de puberteit zat. Dat gebeurt als ouders het niet aankunnen. Zolang ouders het aankunnen is het goed. Als jij het aankunt, kan je puber het ook aan. Mijn advies is om jongere kinderen te beschermen door te zorgen dat ze niet steeds alles meemaken. Je hoeft niet alles te bespreken in hun bijzijn. Soms moet je zeggen: we doen dat niet nu, we hebben het er later over.’

We verwachten van pubers dat ze eigen keuzes maken maar ze missen daarvoor toch nog de kennis en levenservaring?
‘Pubers zijn de thermometer van de maatschappij. Ze laten de mazen van de wet zien, want ze zoeken grenzen. Ze overschrijden grenzen en laten zo waarden en normen zien. Omdat ze graag experimenteren laten ze de moderniteit zien. Door hun sprankelende intelligentie vormen ze nieuwe ideeën waarmee ze een nieuwe tijd aankondigen. Maar ze laten ook de kwetsbaarheid zien van onze maatschappij, want ze missen de ervaring om alles op waarde te kunnen schatten. Het blijven pubers die recht hebben op onze bescherming, leiding en begeleiding. Juist omdat ze die ervaring missen om alles op waarde te schatten. Nederlandse pubers hebben veel vrijheid. Ze krijgen bijna net zoveel en vaak méér vrijheid dan ze vragen. Vrijheid moet wel binnen de context van hun mogelijkheden passen. Pubers zijn volwassenen in wording, geen volwassenen in zakformaat. Eigen verantwoordelijkheid en mondigheid staan bij ons hoog in het vaandel. Waarden als serieus nemen wat de ander zegt of ervaring van ouderen respecteren is onderontwikkeld. Dat betekent dat pubers sterk afhankelijk zijn van wat ze zelf meemaken, zonder dat ze voldoende kader hebben om die ervaringen een plek te geven.’

Lijden pubers onder de verantwoordelijkheid die ze krijgen toegeschoven?
‘Ja. We laten ze ongelooflijk in de steek. We geven ze verantwoordelijkheden alsof ze al volwassen zijn, we laten ze zonder steun in het virtuele milieu rondrennen. Weg jeugd, weg veilige grenzen waarbinnen ze kunnen experimenteren……
Wat we daaraan kunnen doen is contact maken. Dat is het mooie van pubers. Ze geven je altijd een nieuwe kans.’

Aanvulling :

Communiceren met pubers
Symposium in de abdij van Postel, 11 mei 2004
Dr. Martine F. Delfos

In dit artikel staan enkele overwegingen met betrekking tot communiceren met adolescenten. In een te publiceren boek over communiceren met adolescenten (voorlopige titel: Ik heb ook wat te vertellen! SWP, Amsterdam) zal uitvoeriger op deze materie ingegaan worden. Het is een vervolg op het boek over gespreksvoering met kinderen tussen vier en twaalf jaar (Luister je wel naar míj?). Het is geschreven als summiere handout ten behoeve van het symposium over communiceren met pubers van 11 mei in de abdij van Postel, België.


Communiceren met pubers is misschien wel de meest leerzame en meest
dynamische vorm van communicatie die er bestaat. In de periode van voor de puberteit passen kinderen zich veelal nog aan de volwassene aan. Het is van daaruit niet altijd duidelijk hoe we bij hen overkomen, of het kind begrijpt wat de bedoeling is en vooral of het kind voldoende kan vertellen wat er in hem of haar omgaat. Na de puberteit zijn mensen meestal te beleefd om botweg een communicatie af te breken en hun eigen mening echt te zeggen. Tijdens de puberteit komt het er op aan dat men echt communiceert, want anders haakt de puber letterlijk of figuurlijk af. Zijn of haar gezicht staat op: ‘Ben je klaar?’, ‘Kan ik al naar mijn vrienden; ze zitten op me te
wachten?’, ‘Ben je uitgepreekt?’.


Om een communicatie wederzijds uitwisselend te maken en tot een echte dialoog te komen, moeten de gesprekspartners hun hersens op ‘aan’ hebben. Ze moeten beide deelnemen aan een gesprek en denkend en sprekend samen een mening vormen.
Volwassenen hebben de neiging om in de communicatie met kinderen en jongeren hun hersens op ‘uit’ te zetten. Ze vertellen de kinderen en jongeren wat ze van iets vinden, maar zelden communiceren ze zodanig dat ze de ander echt uitnodigen tot denken en tot delen van wat er in hen omgaat. Dat ligt niet aan de intentie, die is vaak wel goed. Het ligt aan de wijze waarop volwassenen met kinderen en jongeren
communiceren. Daarbij is de attitude, de houding die men aanneemt van groot belang, zo zullen we zien.
Als we naar onderzoek over communiceren kijken, valt op dat er nog weinig werk verricht is over het communiceren met kinderen en jongeren. We hebben het kind nog maar net ‘ontdekt’ aan het einde van de twintigste eeuw en het onderzoek naar wat kinderen beweegt, staat nog in de kinderschoenen, ondanks een paar eeuwen
ontwikkelingspsychologie. De voorwaarden waaronder gespreksvoering met kinderen plaatsvindt, staat in de belangstelling en de eerste resultaten komen vrij. Wat betreft het onderzoek van communiceren met jongeren is de stand van zaken aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog heel beginnend. Wel is er al sinds jaar en dag over jongeren gedacht en geschreven. Wie Socrates leest via Plato, zal verrast staan van de moderniteit van zijn uitspraken over ‘jongeren die op de hoek van de straat
hangen’, of ‘jongeren die volwassenen altijd in de rede vallen’. Wie oprecht met pubers communiceert raakt onder de indruk van wat ze te bieden hebben.

De slimme puber

Het intellectuele vermogen van de jongere neemt tijdens de adolescentie sterk toe. Wat het niveau van een kind daarvoor ook is, tijdens de puberteit maakt hij of zij een intellectuele sprong door. Het langetermijngeheugen neemt toe, waardoor informatie langer dan voorheen bewaard kan blijven. Er worden meer en betere strategieën gebruikt om dingen te onthouden. Vergeleken met het kind, beschikt de jongere over meer kennis en omvattender schema's, waardoor nieuwe kennis makkelijker
opgenomen en verwerkt kan worden. De aard van het denken ontwikkelt zich naar wat Piaget het formele-operationele en formele denken noemt. Formeel denken gaat over mogelijkheden; het overstijgt de werkelijkheid. Adolescenten zijn in staat hypothetisch-wetenschappelijk te denken. Ze zijn flexibel in het omschakelen van het concrete en specifieke naar het abstracte en mogelijke, en in het genereren van alle denkbare alternatieven, om die vervolgens aan concrete feiten te toetsen. Meer nog dan in andere leeftijdsfasen werpt de, wat Bruner de hypothesestellende
onderwijshouding noemde, meer vruchten af dan de uitleggende wijze van doceren.


De adolescent kan volledig in de ban raken van de logica en krijgt het gevoel de wereld aan te kunnen. Hij of zij gaat de nieuwe intellectuele mogelijkheden
toepassen op morele waarden, politiek en religie. Met een adolescent egocentrisme denkt hij of zij overal een logische, ondubbelzinnige oplossing voor te kunnen vinden.
Adolescenten genieten van deze verworven intellectuele mogelijkheden en ze zijn er trots op. Ze kunnen hun standpunt heftig, koppig en uitgebreid met argumenten onderbouwen en zijn het best benaderbaar als ze de kans krijgen hun eigen mening te vertellen en te beargumenteren. De felheid en hardnekkigheid waarmee standpunten worden uitgedragen, noemt Kapteyn morele agressie: adolescenten zijn vaak overtuigd van hun gelijk. Ze kunnen zich in idealen storten en zich met huid en
haar geven om hun standpunt te verdedigen en zo de wereld te verbeteren.
Adolescenten tonen zich vooral inventief als het erom gaat hun gelijk te bewijzen. Na verloop van tijd leren ze te nuanceren. De morele agressie kan dan omslaan in wat Chandler en Boyes moreel relativisme noemen: extreem relativeren tot aan nihilisme.


Door de toename in intellectuele mogelijkheden kan de adolescent metacognities vormen, dit is denken over het denken. Deze denkvorm verbreedt de weg voor het filosofisch denken. Reeds op zeer jonge leeftijd is het filosofisch vermogen van kinderen zichtbaar. Zelfs tussen drie en vier, wanneer ze ons deel kunnen maken van hun innerlijke roerselen, zien we deze capaciteit. In het volgende voorbeeld is het kind bezig haar besef te verwoorden dat de toekomst een relatie heeft met het
heden, op dezelfde wijze waarop het ook een relatie met het verleden heeft.


Myrthe van drieëneenhalf jaar is gek op haar juffrouw Anna van de
peuterspeelzaal en kan niet wachten haar weer te zien na de vakantie. Ze
vraagt haar moeder dan ook: ‘Hoeveel nachtjes moet ik achteruit slapen om
juf Anna weer te zien?’
De sprong in denken geeft adolescenten het gevoel over superieure intellectuele mogelijkheden te beschikken. Het kan leiden tot diepe maar eenzame inzichten, die de jongere in een crisis kunnen brengen.


Een vijftienjarige adolescent leerde de uitspraak kennen van Descartes:
'cogito ergo sum': 'ik denk, dus ik besta.' Zij raakte in de ban van deze
uitspraak, maar onderkende ook de beperktheid ervan en kwam tot de
herformulering: 'ik denk dat ik besta.' Dit inzicht haalde alle zekerheden van
haar bestaan weg. Alles om zich heen wat zij eerst als werkelijkheid had
ervaren, stelde ze nu ter discussie. Alles kon een 'bedachte' werkelijkheid zijn.
Behalve dat het bestaan daardoor ongewis werd, was zij in die visie de
denkende identiteit en zij schaamde zich vervolgens diep over alles wat zij
bedacht had, zoals dat het zou betekenen dat ze 'terloops' twee
wereldoorlogen bedacht had. Tegelijkertijd moest ze het proefwerk voor
school voorbereiden en vroegen de dagelijkse dingen haar aandacht.
Adolescenten ondergaan een sociaal-cognitieve ontwikkeling. De pas verworven cognitieve vaardigheden stellen hen in staat kritischer en afstandelijker dan daarvoor naar hun sociale omgeving te kijken. Ouders kunnen daarbij het eerste doelwit worden. Vaak zijn ouders zo gekwetst, dat ze zich gebruikt voelen. Een van de meest voorkomende wanhoopskreten van ouders tegen hun
kinderen in de puberteit is: 'Het is hier geen hotel. Je komt alleen om te eten
en te slapen!' De jongere gaat volledig op in de omgang met leeftijdgenoten,
de ontdekking van de wereld en zichzelf. Hij of zij lijkt weinig op zijn of haar
ouders gericht te zijn.


Het is van belang dat de verkregen intellectuele vaardigheden worden geoefend. Door ze te uiten, voelt de jongere zich letterlijk en figuurlijk 'gehoord'. Zeker tegenover volwassenen hebben jongeren het nodig hun mening te kunnen uiten, zonder afgekapt of naar beneden gehaald te worden. Speciaal de ouders mogen dit laatste niet doen. Voor het jonge kind is het nodig de mening van de ouders te horen,
bij adolescenten werkt het moeten luisteren naar die mening averechts. Het moeten aanhoren van andermans mening stopt hun denkproces.

Door de socratische methode van vragen om nadere uitleg wordt het denkproces van jongeren gestimuleerd en zullen ze in de loop van het gesprek meestal zelf de argumenten noemen die de volwassenen hen hadden willen vertellen. Deze argumenten komen nu echter uit henzelf en zijn daardoor beduidend effectiever.
De jeugd stelt de waarden van ouders en, in het verlengde van hen, van de
maatschappij ter discussie. Hiermee heeft ze, ondanks enige ongenuanceerdheid, een belangrijke bijdrage te leveren aan de maatschappij.


Socrates de wijze


Het belangrijkste kenmerk van Socrates was dat hij ervan overtuigd was dat hijzelf niets begreep en dat de ander deskundig was. Hij was uiterst bedreven in het vragen en doorvragen zodat de ander zijn mening niet alleen vertelt maar vooral zijn mening ontwikkelt. De Socratische wijze van communiceren betekent vooral het denkproces bij de ander te begeleiden door middel van de belangstelling die men heeft en de kennis waarover men beschikt. Vooral adolescenten zijn hier heel gevoelig voor en ze zijn dankbaar voor de kans om hun denken te scherpen.

Voor communicatie zijn een aantal uitgangspunten te noemen. Goede communicatie met mensen begint bij de houding, de attitude die men aanneemt. De attitude moet er een zijn van respect en bescheidenheid. Men moet ervan overtuigd zijn dat mensen iets te vertellen hebben en dat ze het willen vertellen.
De vraag is niet of jongeren een mening hebben of over informatie beschikken, maar hoe we met jongeren kunnen communiceren om die mening te weten te komen, of de informatie te verkrijgen.


In de gespreksvoering met jongeren zijn een aantal punten van belang:
1 Ze willen hun verhaal vertellen.
Iedereen is in feite zijn of haar eigen lievelingsverhaal, het gaat erom
dat de situatie zodanig is dat men zich veilig genoeg voelt om zijn of
haar verhaal te vertellen.
2 Je veilig voelen is je gewaardeerd voelen.
Een echt gesprek kan men pas voeren als men zich veilig voelt en
daarvoor is nodig dat men zich gewaardeerd voelt.
3 Wees benieuwd.
Adolescenten misschien nog wel meer dan anderen, zijn trots op hun
intellectuele vaardigheden en willen hun wijsheid graag delen. Ze
hebben heel veel te bieden en kunnen de volwassenen uit hun stroeve
denkpatronen halen. Het is de moeite waard om met hen te
communiceren. Als de volwassene benieuwd is wat de adolescent te
vertellen heeft, voelt deze dat en is gemotiveerd om te vertellen.
4 Probeer te benoemen wat je voelt.
Wat men zegt, moet overeenkomen met wat men uitstraalt. Het
benoemen van de eigen gevoelens en onzekerheden, maakt dat de
ander zich als een gelijkwaardige gesprekspartner behandeld voelt en
daar naar zal handelen.
5 Metacommunicatie.
Communiceren over de communicatie - metacommunicatie - is
misschien wel het meest krachtige instrument om een goede
communicatie te waarborgen. Stroef lopende communicatie kan weer
vlot getrokken worden door metacommunicatie.
Als ‘voorwaarden’ voor communicatie met pubers zijn te noemen:
Hersens op ‘aan’. Belangrijk, zeker bij pubers, is om hun denkproces te begeleiden. Hun hersens moeten op ‘aan’ zodat ze logisch uitdenken en kunnen voelen wat er in henzelf omgaat.
6 Vertellen stimuleren.
De houding moet zijn dat men wil luisteren en het verhaal wil horen.
Daartoe moeten we het vertellen stimuleren door vragen te stellen en
door te vragen op onderwerpen waarvan we voelen dat de ander die
belangrijk vindt. Niet in eerste instantie wat wij belangrijk vinden, maar
wat zij belangrijk vinden.
7 Gericht doorvragen.
Het is een hele kunst om gericht door te vragen. Het verloop van een
gesprek wordt in belangrijke mate bepaald door de wijze waarop
keuzes bij het doorvragen gemaakt worden. Als het doorvragen te
maken heeft met de kern en als het doorvragen gericht is op het belang
van de ander dan zal het gesprek al snel prettig verlopen en kunnen
uiteindelijk alle onderwerpen aan bod komen.
8 Waardering voor het denkproces uiten.
Pubers, adolescenten hebben iets te bieden vanuit hun denken.
Inzichten waarop de volwassene niet gekomen was, een perspectief dat
de volwassene niet hanteerde. Hierdoor leert men wat van de puber.
Deze ziet dat al aan de ogen van de volwassene. Vaak laten
volwassenen zich niet kennen, terwijl het contact zoveel beter wordt als
de volwassenen waardering uit voor het inzicht dat hij of zij door het
gesprek met de adolescent heeft gekregen.
9 Bereidheid tonen te leren.
Een bereidheid tonen te leren vanuit de volwassene naar de adolescent
is respectvol naar de communicatie en doet recht aan de
gesprekspartners. Een dergelijke houding vanuit de volwassene
stimuleert eenzelfde houding bij de adolescent.


Socratische methode.


De socratische methode is de wijze bij uitstek waarop communicatie met
mensen het meest vruchtbaar verloopt.
De methode van Socrates betekent:
De deskundigheid van de ander naar buiten halen.
Om tot een uitwisseling van gedachten te komen en tot een echt
gesprek te komen, is het noodzakelijk om de houding te hebben dat
een ander deskundig is over zichzelf en dat het de kunst is de
gelegenheid te creëren waardoor de deskundigheid naar buiten kan
komen en woorden krijgt. Want dan kan men handelen. Woorden
kunnen bewuster een proces van gedrag beïnvloeden. Woorden maken
zelfreflectie mogelijk.


Eerder vragen dan vertellen
Om deskundigheid naar buiten te halen zijn vragen nuttiger dan de
ander dingen te vertellen. Vragen drukte ook uit dat we de intentie
hebben om te leren, om te horen en dat we ervan uitgaan dat de ander
iets te vertellen heeft.


Doen ontdekken.
Een goed gesprek met een ander is in feite en ontdekkingstocht. Een
ander kan een mens de kans geven een beter inzicht in zichzelf te
krijgen. In feite is dit de kern van een goed hulpverleningsgesprek. De
kunst is dus de ander dingen te doen ontdekken.
Ervan overtuigd zijn dat de mens deskundig is over zichzelf.


Alleen wanneer men de overtuiging heeft dat de ander deskundig is
over zichzelf kan men tot een waarachtig gesprek komen en zullen
barrières wegvallen.


Hiermee zijn een aantal kenmerken van een positieve en vruchtbare communicatie beschreven. Deze gelden niet alleen voor communiceren met pubers, maar voor communicatie in het algemeen. Bij pubers is het alleen zo dat als men deze regels niet hanteert men eerder een conflict dan een gesprek heeft.
Pubers willen hun hersens gebruiken,
maar volwassenen zijn bang dat ze dat niet doen.



Literatuur
Delfos, M.F. (2000). Luister je wel naar míj? Gespreksvoering met kinderen tussen
vier en twaalf jaar. Amsterdam: SWP
Delfos, M.F. (2004). De schoonheid van het verschil. Waarom mannen en vrouwen
verschillend zijn én hetzelfde. Lisse: Harcourt Book Publishers.
Delfos, M.F. (1999). Ontwikkeling in vogelvlucht. Ontwikkeling van kinderen en
adolescenten. Lisse: Swets & Zeitlinger/ Harcourt Book Publishers.
Dr. Martine F. Delfos
Psycholoog